@article {216, title = {Luisteraars horen /t/{\textquoteright}s die sprekers reduceren: Waarneming en productie van /t/ op het woordeinde}, year = {2004}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Utrecht, The Netherlands}, abstract = {

Een /t/ op het woordeinde wordt in continue spraak vaak niet of alleen gereduceerd uitgesproken. We hebben twee corpus studies uitgevoerd, die lieten zien dat /t/ het vaakst na /s/ en voor bilabiale medeklinkers gereduceerd wordt. Daarbij ontstaan verschillende "allofonen", die meer of minder evidentie voor de onderliggende /t/ bevatten. Het verschil tussen minimale paren als /kas/ en /kast/ komt hierdoor in het geding. Een potenti{\"e}le cue voor het verschil tussen een /st/ en een /s/ coda is echter ook de duur van de /s/, die langer is in simpele coda{\textquoteright}s.

Drie perceptie-experimenten lieten zien dat luisteraars van zowel de fonologische als ook lexicale constraints gebruik maken om te beslissen of een woord een onderliggende /t/ in de coda heeft. Ten eerste geven luisteraars vaker aan een /t/ achter /s/ dan achter /n/ te horen. Dit effect verdwijnt echter als de /n/ of /s/ lang is, wat een cue voor een simpele coda zonder /t/ is. Ten tweede zijn luisteraars ook eerder geneigd om een /t/ te horen als dit leidt tot een bestaand woord, zoals in orkes[t], in tegenstelling tot moeras[t]. Al in al blijkt dat luisteraars zowel fonologische als lexicale constraints toepassen om voor /t/-reductie te compenseren.

}, author = {Holger Mitterer and Mirjam Ernestus} }