@article {249, title = {Fonologie en metalingu{\"\i}stische factoren bij meervoudsvorming in het Nederlands}, year = {2002}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Utrecht, The Netherlands}, abstract = {

Het Nederlands kent twee re{\"e}el productieve meervoudssuffixen: -(e)n en -s. Regels die gebaseerd zijn op de fonologische kenmerken van een woord, slagen er in het algemeen vrij goed in het meervoudssuffix te voorspellen, maar voorspellen voor leenwoorden vaak het suffix -(e)n in plaats van -s. Dat de status van een woord als leenwoord meervoudsvorming be{\"\i}nvloedt wordt o.a. beschreven in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (1997), maar waarom sommige woorden als leenwoord worden ervaren, is echter niet duidelijk. In een experimenteel onderzoek gingen we na of de orthografie van pseudowoorden -die per definitie geen leenwoorden kunnen zijn- de status van leenwoord kan medi{\"e}ren. Deelnemers kregen vragen die een pseudowoord bevatten simultaan in gesproken en geschreven vorm aangeboden. De gesproken vorm werd constant gehouden (is een /fik/ rijk?) , maar in de geschreven vorm werd de orthografie van het pseudowoord gevarieerd (fiek - feak). Dan werd gevraagd een gesproken antwoord te produceren op basis van een zin waarin het meervoud van het pseudowoord moest ingevuld worden (ja, alle {\textendash}{\textendash} zijn rijk). We bespreken de eerste resultaten van dit onderzoek.

}, author = {Emmanuel Keuleers and Gert Durieux and Evelyn Martens} }