@article {205, title = {De rol van volgende context bij het verstaan van gereduceerde woorden}, year = {2005}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Utrecht, The Netherlands}, abstract = {

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat woorden meer gereduceerd worden als ze beter voorspelbaar zijn gegeven het volgende woord. Wij onderzochten de rol van deze voorspelbaarheid bij het verstaan van gereduceerde woorden. Proefpersonen kregen zinnetjes van vier woorden te horen, waarin het derde woord gereduceerd was. In de ene conditie vormde het derde woord samen met het vierde een idiomatische expressie (bv. {\textquoteright}vermoorde onschuld{\textquoteright}), en in de andere conditie niet (bv. {\textquoteright}vermoorde oppas{\textquoteright}). Het derde woord was in beide condities even gereduceerd. Proefpersonen drukten op een knop zodra ze het gereduceerde woord verstaan hadden. Analyses van de reactietijden laten zien dat de gereduceerde woorden sneller verstaan werden als ze beter voorspelbaar waren op basis van het volgende woord. Ook werden ze sneller verstaan naarmate de frequentie van het volgende woord hoger was. Dit laat zien dat de volgende context een belangrijke rol speelt bij het verstaan van gereduceerde woordvormen.

}, author = {Mark Pluymaekers and Mirjam Ernestus and H. Baayen} } @article {218, title = {Woordfrequentie en de reductie van affixen}, year = {2004}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Utrecht, The Netherlands}, abstract = {

In dit onderzoek hebben we gekeken naar de relatie tussen woordfrequentie en de duur van de affixen ge-, ver-, ont- en -lijk in het gesproken Nederlands. Uit het subcorpus {\textquoteright}Spontane spraak{\textquoteright} van het CGN hebben we voor ieder woordtype met een van deze affixen willekeurig {\'e}{\'e}n token geselecteerd en gesegmenteerd. Uit de analyses blijkt dat bij ge-, ont-, en -lijk een hogere frequentie leidt tot kortere realisaties van het affix en/of de individuele segmenten daarin. Verder spelen spreeksnelheid, de leeftijd van de spreker en het aantal consonanten in de onset van de stam een rol. Voor ver- zijn er geen frequentie-effecten, maar wel een effect van de ratio tussen de frequentie van het hele woord en de frequentie van de stam. Deze resultaten ondersteunen theorie{\"e}n die een verband leggen tussen reductie en probabilistische variabelen zoals frequentie. Daarnaast stellen ze vraagtekens bij modellen van spraakproductie die de syllabe als eenheid van articulatie beschouwen.

}, author = {Mark Pluymaekers and Mirjam Ernestus and H. Baayen} }