@article {360, title = {Het belang van de onset-rime structuur in de ontwikkeling van fonologische gevoeligheid}, year = {2003}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Leiden, The Netherlands}, abstract = {

Op dit moment bestaat er een algemene consensus dat de lingu{\"\i}stische eenheden onset (b.v., kl in klok) en rime (b.v., ok in klok) natuurlijke syllabeconstituenten zijn in de gesproken taal en dat ze erg saillant zijn in het klankbewustzijn van jonge kinderen. Ons recent onderzoek met Nederlandstalige kleuters en beginnende lezers stelt het belang van een vaste fonologische onset-rime structuur echter in vraag. In een segmentatietaak waarbij kinderen moesten benoemen welke klanken ze hoorden in CV- en VC-syllaben zoals /fo/ en /of/, presteerden ze veel beter met VCs dan met de omgekeerde CVs. Ze vonden het dus makkelijker een rime-eenheid op te breken (/o/-/f/) dan een CV te splitsen in een onset en een rime (/f/-/o/). Hetzelfde patroon werd gevonden in CVCs. Kinderen segmenteerden /fos/ vaker in /fo/-/s/ dan in /f/-/os/. Ondanks de consensus in de vakliteratuur, leverde deze studie dus geen evidentie op voor het belang van onset-rime eenheden in het expliciete klankbewustzijn (zie Geudens \& Sandra, 2003). In een geheugentaak waarbij kleuters en beginnende lezers reeksen syllaben moesten beluisteren en dan herhalen bleek bovendien dat rimes niet vaker werden behouden dan CVs. Bijvoorbeeld, bij het nazeggen van de pseudowoorden /top/ en /rel/ kwam de hercombinatiefout /tel/ niet vaker voor dan /tol/. Deze bevindingen riepen ook vragen op bij de rol van onset-rime constituenten in meer onbewuste, impliciete fonologische processen. Toch bleken de kinderen erg gevoelig voor {\textquotedblleft}rijm{\textquotedblright} wanneer ze moesten beslissen welke van twee woordparen het meest gelijk klonk (/sof/ en /sot/ of /sof/ en /tof/?). In een dergelijke taak verkozen ze rijmende paren met een gedeelde rime (/sof/-/tof/) boven niet-rijmende paren met een gedeelde CV (/sof/-/sot/) of een gedeeld onset-coda skelet (/sof/-/sef/).

Onze resultaten suggereren dat cohesieverschijnselen in auditieve taken geen vaste onset-rime structuur weerspiegelen en sterk fluctueren in functie van factoren zoals perceptie, articulatie, statische eigenschappen van de stimuli, ervaringen met taalspelletjes, instructie etc. In plaats van gebruik te maken van een vaste fonologische structuur, kunnen kinderen, afhankelijk van deze factoren, een andere voorkeur laten zien om bepaalde segmenten samen te houden. Gevoeligheid voor rijm hoeft niet te wijzen op een gevoeligheid voor onset-rime constituenten.

}, author = {Astrid Geudens and Dominiek Sandra} } @article {396, title = {Klemtoon, regels en lexicon: Een psycholingu{\"\i}stische benadering}, year = {2001}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Antwerpen, Belgium}, abstract = {

Binnen de literatuur omtrent de verwerving van het Nederlands klemtoonsysteem bestaat discussie over de vraag of dit proces regel-gebaseerd verloopt of veeleer lexicaal. In dit praatje leveren we een bijdrage tot deze discussie door te kijken naar het eindpunt van het proces, nl. de volwassen toestand.

We introduceren twee voorleestaken waarin volwassen moedertaalsprekers een aantal Nederlands-lijkende pseudo-woorden moeten beklemtonen. De stimuli werden gevarieerd op het aantal beschikbare lexicale buren en de (on)regelmatigheid van de klemtoonpatronen daarvan. We presenteren de resultaten van beide experimenten en bespreken de implicaties ervan voor hypotheses over een onderliggend verwerkingsmodel.

}, author = {Gert Durieux and Walter Daelemans and S. Frisson and Steven Gillis and Dominiek Sandra and Helena Taelman} } @article {399, title = {Subsyllabische eenheden in het fonologisch bewustzijn: Maken jonge kinderen spontaan gebruik van onset en rime?}, year = {2001}, publisher = {Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen}, address = {Antwerpen, Belgium}, abstract = {

Met behulp van een reeks auditieve taken zoals analyse en substitutie onderzochten we (1) de vaardigheden van kleuters om CV-syllaben (/ka:/) en VC-syllaben (/a:k/) te manipuleren en (2) de relatie tussen deze vaardigheden en later leessucces. De kleuters presteerden beter op VC-syllaben. Deze resultaten gaan in tegen de predicties van de fonologische onset-rime theorie die stelt dat onsets (b.v.., /spl/ in split) en rimes (b.v.., /it/ in split) functionele eenheden zijn in het fonologisch bewustzijn van jonge kinderen, mogelijk omwille van het saillante karakter van rijm (zie Goswami \&er; Bryant, 1990; Schreuder \& Van Bon, 1989; Treiman, 1989; Trommelen, 1984). Binnen deze theorie zou het opbreken van CVs, m.a.w. het opsplitsen van onset en rime, makkelijker moeten zijn dan het opbreken van VCs, omdat je daar de fonologische rime stuk moet maken. Experimenten met meer dan 200 jonge kinderen toonden echter het tegendeel aan. Bovendien demonstreren ze dat perceptuele en articulatorische factoren een belangrijke rol spelen bij het ontdekken van klanken maar dat het omgaan met klanken niet noodzakelijk foneembewustzijn impliceert. Dat blijkt heel duidelijk uit de samenhang tussen CV- en VC-prestaties enerzijds en latere leesscores anderzijds. Correlaties met die leesscores op genormeerde leestoetsen tonen aan dat enkel prestaties in de CV-conditie de latere leesontwikkeling voorspellen. Deze bevindingen kunnen vertaald worden in suggesties voor het leesonderwijs: de natuurlijke ontwikkeling van klankbewustzijn, het opzet van diagnostische tests en instructiemateriaal.

}, author = {Astrid Geudens and Dominiek Sandra} }