Het belang van de onset-rime structuur in de ontwikkeling van fonologische gevoeligheid

TitleHet belang van de onset-rime structuur in de ontwikkeling van fonologische gevoeligheid
Publication TypePresentation
Year of Publication2003
Conference NameAfgeronde Projecten
AuthorsGeudens, Astrid, and Dominiek Sandra
PublisherNederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen
Conference LocationLeiden, The Netherlands
Abstract

Op dit moment bestaat er een algemene consensus dat de linguïstische eenheden onset (b.v., kl in klok) en rime (b.v., ok in klok) natuurlijke syllabeconstituenten zijn in de gesproken taal en dat ze erg saillant zijn in het klankbewustzijn van jonge kinderen. Ons recent onderzoek met Nederlandstalige kleuters en beginnende lezers stelt het belang van een vaste fonologische onset-rime structuur echter in vraag. In een segmentatietaak waarbij kinderen moesten benoemen welke klanken ze hoorden in CV- en VC-syllaben zoals /fo/ en /of/, presteerden ze veel beter met VCs dan met de omgekeerde CVs. Ze vonden het dus makkelijker een rime-eenheid op te breken (/o/-/f/) dan een CV te splitsen in een onset en een rime (/f/-/o/). Hetzelfde patroon werd gevonden in CVCs. Kinderen segmenteerden /fos/ vaker in /fo/-/s/ dan in /f/-/os/. Ondanks de consensus in de vakliteratuur, leverde deze studie dus geen evidentie op voor het belang van onset-rime eenheden in het expliciete klankbewustzijn (zie Geudens & Sandra, 2003). In een geheugentaak waarbij kleuters en beginnende lezers reeksen syllaben moesten beluisteren en dan herhalen bleek bovendien dat rimes niet vaker werden behouden dan CVs. Bijvoorbeeld, bij het nazeggen van de pseudowoorden /top/ en /rel/ kwam de hercombinatiefout /tel/ niet vaker voor dan /tol/. Deze bevindingen riepen ook vragen op bij de rol van onset-rime constituenten in meer onbewuste, impliciete fonologische processen. Toch bleken de kinderen erg gevoelig voor “rijm” wanneer ze moesten beslissen welke van twee woordparen het meest gelijk klonk (/sof/ en /sot/ of /sof/ en /tof/?). In een dergelijke taak verkozen ze rijmende paren met een gedeelde rime (/sof/-/tof/) boven niet-rijmende paren met een gedeelde CV (/sof/-/sot/) of een gedeeld onset-coda skelet (/sof/-/sef/).

Onze resultaten suggereren dat cohesieverschijnselen in auditieve taken geen vaste onset-rime structuur weerspiegelen en sterk fluctueren in functie van factoren zoals perceptie, articulatie, statische eigenschappen van de stimuli, ervaringen met taalspelletjes, instructie etc. In plaats van gebruik te maken van een vaste fonologische structuur, kunnen kinderen, afhankelijk van deze factoren, een andere voorkeur laten zien om bepaalde segmenten samen te houden. Gevoeligheid voor rijm hoeft niet te wijzen op een gevoeligheid voor onset-rime constituenten.